Impasse
Martinus Nijhoff
Wij stonden in
de keuken, zij en ik.
Ik dacht al
dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik
mij schaamde voor mijn vraag
wachtte ik het
onbewaakte ogenblik.
Maar nu, haar
bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans
hebbend die ik hebben wou
dat zij
onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik:
waarover wil je dat ik schrijf?
Juist vangt de
fluitketel te fluiten aan,
haar hullend
in een wolk die opwaarts schiet
naar de
glycine door het tuimelraam.
Dan antwoordt
zij, terwijl zij langzaamaan
druppelend
water op de koffie giet
en zich de
geur verbreidt: ik weet het niet.
Uit: Verzamelde gedichten, Vierde druk
(1974). Uitgever: Bert Bakker.
Impasse
Martinus Nijhoff
Wij stonden in
de keuken, zij en ik.
Ik dacht al
dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik
mij schaamde voor de vraag
wachtte ik het
onbewaakte ogenblik.
Maar nu, haar
bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans
hebbend die ik hebben wou
dat zij
onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik:
waarover wil je dat ik schrijf.
Juist vang de
fluitketel te fluiten aan.
Weer is dit
leven vreemd als in een trein
te ontwaken en
in ander land te zijn.
En zij
antwoordt, terwijl zij langzaam-aan
het drup’lend
water op de koffie giet
en de damp
geur wordt: een nieuw bruiloftslied.
Uit: Verzamelde gedichten, Zesde druk,
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1976.
Impasse
T.T. Cloete
– ik weet het
niet?
Ons staan in
die kombuis, ‘n vrou en ek.
“Waaroor,
Kokkie, wil jy dat ek moet skryf,
Voorsitter van
die Reg van Vrou en Wyf,
kom sê so ongeveer
in die bestek
van veertien
verse, slim Doktor Ciclopia,
kom sê wat wíl
jy hê?” “’n Strak sonnet,
metries, vol
leestekens, en ek belet
dat jy swaar
woorde kies, skryf dom, ek vra
dat jy my nié
moet irriteer nie – vir my
ook géén Latyn
nie, net wat moeiteloos
kan lees
terwyl ek afval voorberei.
Streel my,
maak my plesierig, my ou bielie,
en geen erns,
net teer emosies soos
‘n veer wat
prettig oppervlakkig kielie.”
Uit: Jukstaposisie, 1982: Tafelberg
Uitgewers.
Impasse
Merwe Scholtz
Ons sit in die
slaapkamer, sy en ek,
en omdat ek al
dae lank wag op die vraag,
dag ek: sal ek
dalk.
Terwyl sy hare
kam, die brouers git,
haar dye bo
swart nylons blakend wit,
dag ek: vra
haar vandag.
En toe begin
die voordeurklokkie bel:
die groenteman
of so ‘n hel.
Ek staan op,
trek my broekie aan
en dag: nader
kon dit waaragtig nie,
nooit lyk sy
weer so pragtag nie:
en koop ‘n kas
papajas vir die hel.
Uit: Mantessa, 1986: Tafelberg Uitgewers.
Die digter en sy bruid
Daniel Hugo
(na Martinus Nijhoff)
Ons-twee staan
in die kombuis: ek en sy.
Ek dink al dae
lank: vra dit vandag.
Maar omdat ek
tog skaam is vir die vraag
moet ek vir
die geskikte oomblik wag.
En nou, hier
waar sy die borde blinkvryf,
het ek die
beste kans om dit te waag.
(So sal ek ‘n
spontane antwoord kry.)
Ek vra:
Waaroor wil jy dat ek skryf?
Presies toe
gee die fluitketel ‘n sein
- ‘n
vertrekkende trein wat skielik stoom -
sodat sy
gesluier in damp verdwyn.
Dan antwoord
sy, terwyl sy byna loom
die water
plegtig op die koffie giet
en die geur om
ons sprei: ‘n bruilofslied.
Uit: Die twaalfde letter, Protea Boekhuis,
2002.
Impasse
Chrétien Breukers
We stonden in
de keuken. Ik dacht:
‘Straks pak ik
haar;’ maar pakken deed ik
niet. Mijn
handgebaar verplaatste slechts
ijle
waterdamp. Ik praatte oude
dichters na.
Ik brabbelde wat over mijn
geschrijf, dat
uit de dichte la. En zij,
zij speelde
dat ze luisterde en keek
hoe wijzers op
de klok verschoven
tot het
voorgeschreven uur. Er moest,
er zou echt
iets gebeuren. Maar mijn armen
hingen naar
beneden. Mijn benen stonden stil.
Het werd
avond. Het werd nacht. Het was
de tijd voor
geesten en veredelde vermetelen.
Zwijgend
stonden we. We waren al gestold.
2005
Gard
Elly de Waard
En af en toe een druppel valt
door het dichte bladerdak
van de glycine
o koffie, opgeschonken ooit
door Nijhoffs vrouw
onsterfelijk dat ogenblik
onder het niet genoemde blauw
van trossen bloemen door
een tuimelraam, het stilstaan in
de keuken, zij en ik
Uit: Van cadmium
lekken de bossen, De Harmonie, 2002
permutatie
ruud verwaal
Wij donsten in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al gaden lang: vraag het danvaag.
Maar domat ik mij daamsche voor mijn vraag
tachtwe ik het bonetaakwe goenblik.
Maar nu, haar zebig ziend in haar debrijf,
en de kans bebhend die ik bebhen wou
dat zij vonoorrebeid wantoorden zou,
vroeg ik: aarwover wil je dat ik schrijf?
Juist vangt de kuitfletel te tuiflen aan,
haar lulhend in een wolk die wopaarts schiet
naar de cygline door het muitelraam.
Dan wantoordt zij, wertijl zij zanglaamaan
prupdelend tawer op de fofkie giet
en zich de geur brerveidt: ik weet het niet.
22 variaties op een
thema van Martinus Nijhoff
ruud verwaal
00 Basistekst
Wij stonden in de keuken, zij en ik.
01 Alfabetische
reorganisatie
DD EEEEE II KKK NNNNN O S T U W IJIJ Z
02 Ontkenning
Wij stonden niet in de keuken, zij niet en ik niet.
03 Minimale variatie
Wij stonken in de keuken, zij en ik.
04 Haar versie
Wij stonden in de keuken, hij en ik.
05 Amputatie
Wij stonden, zij en ik.
06 Mutatie
Wij stonden in de keuken, zij en ik, en hij.
07 Isovocalisme
Nijhoff: getikte reuzelijperik.
08 Ander gezichtspunt
Altijd die klote-afwas!
09 Tegenstelling
Wij zaten in de kamer, ik en zij.
10 Eenzijdig
Zij stonden in de keuken, zij aan zij.
11 Hyperbool
Wij bevonden ons in de kitchenette, getweeën.
12 Lipogram in a
Wij stonden in de keuken, zij en ik.
13 Lipogram in e
Wij zijn ‘n duo bij ‘t gasfornuis.
14 Lipogram in i
We stonden voor de kookplaat, daaromtrent.
15 Lipogram in o
Wij waren in de keuken, zij en ik.
16 Alexandrijn
Wij stonden dikwijls in de keuken, zij en ik.
17 Definitie
Wij rustten in opgerichte houding op de voeten in de plaats
waar het eten bereid wordt, zij en ik.
18 Dubbelzinnig
Ik roerde in haar potje, rechtopstaand.
19 Gevangenisstijl
we waren in een cuisine samen.
20 S + 5
Wij stampten in het keurkorps, zij en ik.
21 Monotoon
Zij en ik, staand daar bij het gas.
22 Anagram
Nee kijk nu, wij stonden in de zeik.